dinsdag 22 september 2020

De ruiter

 

De ruiter

Schrijver Paul van Loon | Boek Raveleijn

Een eind verderop stond een groot zwart paard met een ruiter op zijn rug. De ruiter droeg een okergele mantel en laarzen, beenkappen, handschoenen en een leren tuniek in dezelfde kleur. Het paard steigerde en de ruiter trok zijn zwaard. Op zijn hoofd stond een gele helm die zijn gezicht verborg.

‘Ik daag jullie ...’ zei hij met een zware stem. Maar het volgende moment sloeg zijn stem over en het laatste woord kwam er hoog en dun uit als een piepend kinderstemmetje. ‘... uit, eh ...’
Thomas schoot meteen in een lach.
‘Broertje! Wat fijn om jou weer te zien! En wat ben je groot geworden. Alleen je stem is nog wat ... onvast.’

De ruiter grijnsde verlegen en duwde zijn helm omhoog. Een langere kin, een scherpere neus, maar nog steeds het gezicht van Joost.
‘Jammer van mijn stem, anders waren jullie er vast ingetrapt!’
Thomas bekeek zijn broers en zussen. Langzaam drong tot hem door dat dit geen droom was.

‘Wij staan hier echt met zijn vijven. Wij zijn veranderd in volwassen ruiters. En die raven zijn paarden geworden.’
‘Zoiets stond toch op die poort’, zei Emma.
‘Waar raven ...’

‘... ruyters zullen zeijn’, vulde Lisa aan.
‘Was dat een soort toverspreuk?’ vroeg Maurits.
Thomas schudde zijn hoofd.
‘Ik denk eerder een voorspelling.’
‘En nu?’ zei Emma.
Thomas keek haar aan en grijnsde.
‘Nu we hier toch zijn, kunnen we maar beter lol beleven. Het voelt wel erg tof om volwassen te zijn, dus laten we ...’
Opeens klonk er een snerpende kreet hoog in de lucht. Thomas keek omhoog en zag een roofvogel, die op de wind boven hun hoofden zeilde. Een valk! Hij voelde dat de ogen van de vogel op hen gericht waren. De valk bestudeerde hen vanuit zijn hoge positie. Thomas wist het zeker. Dit betekent vast niets goeds, dacht hij. Waarom bespiedt die vogel ons? Zijn goede gevoel was meteen verdwenen. Waar begonnen ze aan? Wat een rare wereld was dit. En misschien wel heel gevaarlijk! ‘Laten we maar snel teruggaan naar de poort', zei hij.
Nog steeds hield hij de valk met één oog in de gaten. De vogel cirkelde hoog boven hen, maar plotseling hing hij doodstil in de lucht. Toen koerste hij opeens weg, alsof iemand hem riep. Even later was de valk alleen nog een stip aan de horizon, toen was hij verdwenen.
‘Kom, we gaan terug’, zei Thomas.
‘Wat? Waarom?’ riep Joost.
‘Ik wil hier blijven! Het is hier hartstikke gaaf! Waarom moeten we meteen weer terug?’
‘Omdat ...’ zei Thomas. Hij aarzelde. Hoe moest hij dat gevoel uitleggen?
‘Omdat er iets niet klopt hier. Er loert een of ander gevaar. Ik voel het. Dus doe nu gewoon wat ik zeg. We gaan terug!’
‘Niks ervan!’ riep Joost. ‘Ik blijf hier!’
Plots gaf hij zijn paard de sporen en het dier galoppeerde weg.
‘Joost! Wacht!’ riep Thomas, maar het was al te laat. Joost verdween tussen de bomen ...